Website Expertisenetwerk FAP online!

De VSOP heeft samen met de Expertisecentra FAP en Stichting Lynch Polyposis een website ontwikkeld voor het expertisenetwerk FAP. FAP (Familiaire Adenomateuze Polyposis) is een zeldzame erfelijke aandoening waarbij goedaardige gezwellen (poliepen) ontstaan in de (dikke) darm. Vanuit deze poliepen kan kanker ontstaan.

Bekijk de website via FAP-expertise.net

De website is onderverdeeld in 4 pijlers:
Het expertisenetwerk: informatie over het bezoek aan een expertisecentrum, contactgegevens en een overzicht van de professionals.
Voor patiënten: informatie over de aandoening, de zorg en de patiëntenorganisatie.
Voor zorgverleners: verdiepende informatie over de aandoening en de zorg en tevens contactgegevens voor een collegiaal consult.
Research: het wetenschappelijk onderzoek dat door het expertisenetwerk wordt uitgevoerd.

Animatiefilm en veelgestelde vragen
Ook staat op de website een animatiefilmpje over het expertisenetwerk, wordt antwoord gegeven op veelgestelde vragen van zowel patiënten als zorgverleners en zijn links opgenomen naar reeds bestaande richtlijnen en protocollen.

We hopen dat de website zowel patiënten als zorgverleners daadwerkelijk helpt bij het vinden van de juiste zorg op de juiste plek!

Met dank aan:

  • De expertisecentra voor FAP gevestigd in Amsterdam UMC, Erasmus MC, LUMC, NKI-AVL, Radboudumc en het UMCG.
  • Stichting Lynch Polyposis

Dit project ‘Expertise Connected’ is mogelijk gemaakt door een financiering van de For Wis(h)dom foundation.

Namens VSOP – Patiëntenkoepel voor zeldzame en genetische aandoeningen.


Nieuwe folder MAP (afwijkend MUTYH-gen)

In 2002 is een nieuwe vorm van Polyposis ontdekt die wordt veroorzaakt door een mutatie in het MUTYH-gen (MAP). Het aantal poliepen bij MAP-patiënten varieert meestal van 10 tot een paar honderd. MAP wordt veroorzaakt door een defect in het MUTYH-gen. Het ziektebeeld lijkt op FAP maar bij MAP zijn er minder poliepen die meestal op iets oudere leeftijd ontstaan dan bij de ‘klassieke’ polyposis. De voormalige Polyposis Contactgroep had in 2010 een folder gemaakt speciaal voor mensen met MAP en naasten. Inmiddels is deze folder herziend met recente informatie en verwijzingen naar klinisch genetisch centra. Download de brochure hier.


101 jaar Peutz-Jeghers-syndroom

In 2021 was het 101 jaar geleden dat dr. Peutz vanuit het Johannes de Deo-ziekenhuis in Den Haag -het huidige Westeindeziekenhuis – een familie beschreef met ‘een zeer merkwaardige, gecombineerde familiaire polyposis van de slijmvliezen van den tractus intestinalis met die van de neuskeelholte en gepaard met eigenaardige pigmentaties van huid en slijmvliezen’. Dit was de eerste beschrijving van het Peutz-Jeghers-syndroom, dat ook naar hem vernoemd is.

Tegenwoordig is, zoals Peutz al vermoedde, bekend dat het syndroom erfelijk is (autosomaal dominant) en het gevolg is van een mutatie in het STK11-gen. Dit gaat gepaard met kenmerkende slijmvliespigmentaties en hamartomen, waardoor er vanaf jonge leeftijd poliep-gerelateerde complicaties kunnen optreden, zoals een intussusceptie of invaginatie (een deel van de darm schuift in het daaropvolgende deel van de darm).

Daarnaast is er een verhoogd risico op intestinale en extra-intestinale maligniteiten. Daarom zijn er uitgebreide surveillance-adviezen opgesteld voor patiënten met het Peutz-Jeghers-syndroom. Ook na 100 jaar is het sterfterisico onder patiënten nog duidelijk verhoogd. In 1921 beschreef internist Jan Peutz voor het eerst een patiënt met het Peutz-Jeghers-syndroom. Hoe actueel is die beschrijving nog? Wat is er in 100 jaar tijd veranderd op het gebied van de behandeling en de prognose van patiënten met dit syndroom?

In 2021 was het 100 jaar geleden dat dr. Peutz vanuit het Johannes de Deo-ziekenhuis in Den Haag – het huidige Haaglanden Medisch Centrum locatie Westeinde – een familie beschreef met ‘… zeer merkwaardige, gecombineerde familiaire polyposis van de slijmvliezen van den tractus intestinalis met die van de neuskeelholte en gepaard met eigenaardige pigmentaties van huid- en slijmvliezen’.
Dit was de eerste beschrijving van het Peutz-Jeghers-syndroom, dat ook naar hem vernoemd is.

Kort na zijn promotie publiceerde hij de beschrijving van een familie uit Den Haag met gastro-intestinale polyposis en pigmentaties van de huid en slijmvliezen. Hierin beschreef hij een 15-jarige jongen met opvallende pigmentaties in het gezicht, die werd opgenomen met een intussusceptie op basis van een dunnedarmpoliep (figuur 2). Deze jongen bleek broers en een zus te hebben met eenzelfde soort pigmentatiepatroon en darmpoliepen (figuur 3). 2 van zijn tantes bleken op jonge leeftijd (11 en 20 jaar) overleden aan darmobstructie. Zij bleken ook de pigmentaties te hebben gehad, net als zijn vader, bij wie de pigmentaties inmiddels verdwenen waren. De jongen onderging een operatie waarbij de dunnedarmpoliep gereseceerd werd. De patholoog constateerde maligne degeneratie van de poliep.

De ziekte van Peutz

Peutz-Jeghers-syndroom werd in 1954 voor het eerst gebruikt en is nog altijd de gangbare naam voor dit ziektebeeld.
Ondanks het feit dat de genetica in 1921 haar intrede nog niet had gedaan in de geneeskunde, stelde Peutz dat de oorzaak van de door hem beschreven ziekte wel aangeboren moest zijn. Zijn argumenten hiervoor waren dat de afwijkingen familiair voorkwamen, de symptomen vroegtijdig optraden en de poliepen een uitgesproken neiging hadden tot maligne ontaarding op jonge leeftijd. In 1998 werd inderdaad aangetoond dat het syndroom veroorzaakt wordt door mutaties in het gen STK11, gelegen op chromosoom 19p13.3.
Een kiembaanmutatie in dit gen werd later ook aangetoond in de familie beschreven door Peutz.

Symptomen

De oorspronkelijke beschrijving van de ziektekenmerken door Peutz was al zeer compleet. Hij herkende de karakteristieke pigmentplekjes van de huid en slijmvliezen en de polyposis – met daarbij het risico op obstructie, anemie en kanker – en hij beschreef nasale polyposis.
De pigmentplekjes komen vooral voor op de lippen en het wangslijmvlies, rond de neus en de ogen, op vingers en tenen en sporadisch ook op de genitalia externa. Ze kunnen in eerste instantie aangezien worden voor sproeten. Verdere inspectie van onder andere het wangslijmvlies, lippen en nagels kan dan helpen om het onderscheid te maken. De pigmentplekjes ontstaan op de kinderleeftijd en kunnen vervagen met de leeftijd. Hoewel het een in het oog springend kenmerk is, dat bij 95% van de patiënten aanwezig is, zijn de pigmentaties op zichzelf niet klinisch van belang.
Symptomen ontstaan met name door de poliepen die zich overal in de maag-darm-stelsel kunnen voordoen, maar het meest voorkomen in de dunne darm, met name het jejunum. Al vanaf de kinderleeftijd kunnen de poliepen klachten geven, zoals buikpijn, bloedarmoede, rectaal bloedverlies, prolaberende rectumpoliepen en een acute buik als gevolg van invaginatie of obstructie. Op de leeftijd
van 10 jaar heeft 44% van de patiënten poliep-gerelateerde symptomen; op 20-jarige leeftijd is dat 50%. Poliepen worden ook gezien in de dikke darm en extra-intestinaal, zoals in de galblaas, blaas, ureter, bronchus en nasofarynx. De nasale poliepen die Peutz beschreef, kunnen een fenotypische uiting zijn van het Peutz-Jeghers-syndroom. Over het algemeen worden ze echter niet beschouwd als een klinisch kenmerk van het syndroom, aangezien deze poliepen veel voorkomen in de algemene populatie.

Histopathologische kenmerken (Weefselonderzoek)

De eerste histopathologische beschrijving van een dunnedarmpoliep van een patiënt met het Peutz-Jeghers-syndroom werd verricht door professor Landsteiner, opgenomen in de oorspronkelijk publicatie van Peutz. Hij trok de conclusie dat er sprake was van maligne degeneratie van de poliep. Het is echter maar zeer de vraag of deze conclusie juist was. Hamartomateuze poliepen zijn kenmerkend voor het Peutz-Jeghers-syndroom. In de kern van deze poliepen is uitgebreid vertakkend glad spierweefsel zichtbaar, doorlopend tot in de top van de poliep. De buitenkant van de poliepen is bekleed met normaal darmepitheel. Als het epitheel door de muscularis mucosae groeit, ontstaat een beeld van pseudo-invasie, wat ten onrechte aangezien kan worden voor invasieve groei passend bij een maligniteit.

Risico op kanker

Ook Peutz zelf benoemde in zijn beschrijving: ‘Een opvallende merkwaardigheid dezer polyadenomatosis is de zeer sterke neiging tot carcinomateuse ontaarding.’ Sinds deze eerste publicatie is er veel onderzoek verricht naar het syndroom, met name ook in
Nederland. In 1999 werd de familie uit Peutz’ oorspronkelijke publicatie opnieuw onderzocht. Daaruit bleek wederom het hoge kankerrisico bij het Peutz-Jeghers-syndroom.

Wilt u het hele artikel lezen wat gepubliceerd is in het NtvG (Nederlands Tijdschrift van de Geneeskunde) klik dan op de volgende link.

Bron: NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR DE GENEESKUNDE 2022


Onderzoek darmkanker surveillance op maat

Het ingediende onderzoeksvoorstel van dr. Veerle Coupe van het Amsterdam UMC ontvangt subsidie van de Maag Lever Darm Stichting (MLDS). In dit project wordt onderzocht of het mogelijk is om de surveillance (het toezicht op de risicogroep via tweejaarlijks onderzoek) van mensen met het Lynch-syndroom af te stemmen op het individuele risico. Dit betekent dat mensen met een laag risico minder vaak een kijkonderzoek ondergaan dan mensen met een hoog risico.

In Nederland zijn er zo’n 10.000 mensen met Lynch syndroom, een afwijking in het DNA. Zij hebben een kans van 70% om darmkanker te krijgen en ondergaan daarom vanaf jonge leeftijd elke twee jaar een kijkonderzoek van de darm. Dat is erg belastend en voor een deel van deze mensen niet nodig. Daarnaast levert het hoge kosten op voor de zorg.

Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat niet iedereen met Lynch syndroom hetzelfde risico heeft om darmkanker te krijgen. Dit is afhankelijk van de soort DNA-afwijking. Dr. Veerle Coupe zal met het project onderzoeken of het mogelijk is om de surveillance af te stemmen op het individuele risico. Daarnaast wordt onderzocht of de tijd tussen twee kijkonderzoeken verlengd kan worden door tussentijds thuis een ontlastingstest te doen. Een gepersonaliseerde aanpak en het gebruik van ontlastingstesten kan de surveillance minder belastend en minder duur maken terwijl er evenveel doden door darmkanker worden voorkomen.

Subsidie toegekend door MLDS
Op 7 december 2022 heeft de Maag Lever Darm Stichting (MLDS) bekendgemaakt welke vier onderzoeksteams dit jaar subsidie ontvangen binnen de subsidielijn Right on Time 2022. De subsidielijn heeft als doel om wetenschappelijk onderzoek te stimuleren dat gericht is op de vroege opsporing van spijsverteringsziekten. Veel ziekten zijn namelijk beter te behandelen als ze in een vroeg stadium worden ontdekt.

De Wetenschappelijke Adviesraad (WAR) van de MLDS, ervaringsdeskundigenpanel en internationale referenten hebben de ingediende onderzoeksvoorstellen beoordeeld. Op basis van de beoordeling, kent MLDS dit jaar subsidie 1 miljoen Euro toe aan de volgende vier onderzoeksprojecten:

  • Vroege opsporing van ernstige darmontstekingen (NEC) en bloedvergiftiging (sepsis) bij premature baby’s. Dr. Tim de Meij – Amsterdam UMC
  • Darmkanker surveillance op maat voor mensen met Lynch syndroom. Dr. Veerle Coupe – Amsterdam UMC
  • Vroege opsporing van NET-tumoren in de alvleesklier. Dr. Lodewijk Brosens – UMC Utrecht
  • Ontwikkeling van een app (MijnLEVERcoach) om ernstige leverproblemen bij leverpatiënten vroegtijdig op te sporen. Dr. Tom Gevers – Maastricht UMC

Bron: MLDS.nl december 2022


Infographic legt Polyposis uit

Stichting Lynch Polyposis heeft speciaal voor mensen met Polyposis (FAP, AFAP of Peutz-Jeghers) een infographic of illustratiekaart ontwikkeld die moeite hebben met het lezen van tekst. De klinisch geneticus of maag-darm-leverarts kan deze kaart gebruiken om eenvoudige uitleg te geven in woord en beeld aan kinderen of volwassenen die net geconfronteerd zijn met Polyposis. De infographic geeft de meest belangrijke aspecten weer van de erfelijke darmaandoening.

Afbeeldingen met weinig tekst
Duidelijke en begrijpelijke informatie is belangrijk om goede keuzes te kunnen maken. Dit geldt niet alleen voor laaggeletterden, mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden en ouderen, maar eigenlijk voor iedereen.
Daarom is de infographic ook bedoeld voor mensen die weten dat ze Polyposis hebben maar een eenvoudig overzicht willen hebben van hun aandoening bijvoorbeeld voor uitleg aan anderen. Eventueel kunnen deze afbeeldingen ook gebruikt worden als ondersteuning om mee te nemen naar een specialist of huisarts om eventuele vragen te bespreken.

lnfographic voor Lynch, Polyposis en MAP
In 2021 publiceerde de Stichting een infographic voor mensen met Lynch. Nu is er dus ook een illustratiekaart voor mensen met Polyposis beschikbaar. Binnenkort volgt de infographic voor MAP: een vorm van Polyposis met het afwijkende MUTYH-gen. Bij MAP is de overerving anders dan bij FAP, AFAP en Peutz-Jeghers. Vandaar dat daar een aparte illustratiekaart voor wordt ontwikkeld.

De infographic zijn te downloaden op onze webpagina PUBLICATIES


Doorontwikkeling Dikkedarm Keuzehulp

De Dikkedarmkanker keuzehulp ondersteunt patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker en haar behandelteam bij het kiezen van de best passende behandeling. Sinds de ontwikkeling in 2016, is de keuzehulp meermaals geüpdate. Nu een nieuwe richtlijnmodule wordt gepubliceerd én lessen zijn geleerd uit de praktijk, buigt een nieuwe landelijke werkgroep zich over de doorontwikkeling van de keuzehulp.

Bij uitgezaaide dikkedarmkanker staan patiënten vaak voor een lastige behandelkeuze. De meeste van deze patiënten kunnen niet genezen worden en bij hen is het doel van de behandeling vaak tweeledig: leven verlengen, maar ook zoveel mogelijk kwaliteit van leven behouden. Voor iedere patiënt ligt de balans tussen deze 2 zaken net iets anders. Bovendien is het effect van een behandeling bij een patiënt afhankelijk van vele factoren. Dit maakt het uitermate lastig een goede voorspelling te doen van het effect op lengte van leven én op kwaliteit van leven. Kortom, bij behandelkeuzes voor uitgezaaide darmkanker is samen beslissen in de spreekkamer essentieel om zowel de kennis en kunde van de arts, als de wensen en afwegingen van de patiënt mee te kunnen nemen in het besluit. De Dikkedarmkanker keuzehulp is gemaakt om dit proces optimaal te ondersteunen.

Wat is het doel van de doorontwikkeling?
De keuzehulp nóg beter maken in het ondersteunen van een behandelkeuze op maat. Eind 2020 is Sietske van Nassau, arts-onderzoeker gestart met het project voor de doorontwikkeling van de keuzehulp. Sietske: “We kunnen dikkedarmkanker patiënten vaker een behandeling op maat aanbieden, omdat we steeds meer weten over de specifieke eigenschappen van dikkedarmkanker, ook wel biomarkers genoemd. Deze eigenschappen zeggen iets over de agressiviteit van de ziekte, maar bepalen ook de behandelopties. Sommige (nieuwe) medicijnen werken bijvoorbeeld alleen wanneer de tumor een specifieke eigenschap heeft. Door in de keuzehulp ook informatie over de biomarkers op te nemen, bieden we transparantie en zorgen we voor begrip over de behandelopties die aan de individuele patiënt worden aangeboden.”

Waar staat de keuzehulp nu?
Net als tijdens de oorspronkelijke ontwikkeling is een werkgroep met medisch experts en patiënten, de Maag Lever Darm Stichting en patiëntvereniging Darmkanker Nederland betrokken. Sietske: “Begin dit jaar zijn verschillende zorgverleners én patiënten geïnterviewd in het kader van een behoeftenonderzoek over hun persoonlijke ervaringen met de keuzehulp. Wat hieruit bleek is dat patiënten zich door de keuzehulp betrokken voelen bij de behandelkeuze en goed voorbereid zijn op vervolgconsulten. Ook de internist-oncologen zijn positief. De keuzehulp biedt visuele ondersteuning in de spreekkamer, en het scheelt tijd dat de behandelopties alvast overzichtelijk op papier staan. De keuzehulp vergroot bovendien de kennis van de patiënt en helpt hem of haar reflecteren over wat belangrijk is. Daardoor kunnen arts en patiënt echt samen beslissen over de behandeling. De keuzehulp blijkt zelfs een positieve invloed te hebben gehad op de wijze van consultvoering bij andere kankersoorten.”

Het behoefteonderzoek heeft ook inzicht gegeven in drempels voor gebruik, aanvullende behoeftes en potentiële verbeterpunten. Met de werkgroep hebben we een aantal actiepunten geformuleerd waar we ons in de doorontwikkeling op richten. Sietske: “Een belangrijk aandachtspunt is het creëren van een betere balans tussen informatie over wat een behandeling kan opleveren (effectiviteit) en wat de impact op kwaliteit van leven kan zijn. We hebben een herontwerp gemaakt van de keuzehulp samenvatting en zijn bezig met een herontwerp van de gehele opbouw van de keuzehulp. Daarnaast wordt er informatie toegevoegd over moleculaire biomarkers, wetenschappelijk onderzoek en natuurlijk nieuwe behandelopties.

Bron: www.MLDS.nl


specialist erfelijkheid, dokters die in wit pak lopen

Nieuwe brochure FAP

De Stichting Lynch Polyposis heeft de oude folder vervangen voor een overzichtelijke brochure over Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP). Hier staat de meest recente informatie in over deze erfelijke aandoening. Als u op de link hieronder drukt kunt u deze lezen en/of printen.

Download de FAP Brochure


Specifieke studie van de route tot darmkanker ontwikkeling in Lynch-syndroom patiënten

Bij Lynch syndroom zijn er twee hoofdroutes (pathways) die kunnen leiden tot darmkanker. De eerste is via een voorstadium, poliepen genoemd. De tweede route loopt via zogenaamde crypten, dit zijn microscopisch kleine inhammetjes in de darmwand. Tumoren die via deze tweede route groeien, zijn door de MDL-arts pas in een later stadium zichtbaar omdat ze vrijwel direct in de darmwand groeien en dus vaak niet te voorkomen zijn met een colonoscopie. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de route tot darmkankerontwikkeling in Lynch- syndroom patiënten anders is voor de verschillende MMR-genen. In dit onderzoek wordt gekeken naar de twee routes tot darmkanker; namelijk door zowel onderzoek te doen in poliepen als in materiaal van crypten. De onderzoekers kunnen in de analyses vergelijkingen maken tussen de verschillende MMR-genen.

Achtergrond en probleemstelling
Lynch syndroom is de meest voorkomende erfelijke vorm van dikke darmkanker en is de oorzaak van 3% van alle nieuwe gevallen per jaar. Naar schatting heeft 1 op de 280 mensen in de algemene bevolking de aanleg voor Lynch syndroom. Lynch syndroom wordt veroorzaakt door een foutje (mutatie) in één van de mismatch-reparatie-genen (MMR-genen): MLH1, MSH2, MSH6 of PMS2. Deze genen zorgen voor het herstellen van foutjes in het DNA die ontstaan als cellen zich gaan delen. Wanneer deze DNA foutjes niet goed hersteld kunnen worden, kunnen normale cellen uitgroeien tot tumorcellen.

Twee hoofdroutes (pathways) naar darmkanker
Bij Lynch syndroom zijn er twee hoofdroutes (pathways) die kunnen leiden tot darmkanker. De eerste is via een voorstadium, poliepen genoemd, dit zijn kleine goedaardige gezwelletjes die door de Maag-Darm-Leverarts (MDL-arts) door middel van een darmonderzoek (colonoscopie) gezien en verwijderd kunnen worden. Lynch syndroom patiënten krijgen daarom vanaf 25-jarige leeftijd elke twee jaar een darmonderzoek (=colonoscopie). De tweede route loopt via zogenaamde crypten, dit zijn microscopisch kleine inhammetjes in de darmwand. Tumoren die via deze tweede route groeien zijn door de MDL-arts pas in een later stadium zichtbaar, omdat ze vrijwel direct in de darmwand groeien en dus vaak niet te voorkomen zijn met een colonoscopie. Tot slot is ook een combinatie van de twee routes mogelijk.

Onderzoekssamenvatting
Uit eerder onderzoek van onze onderzoeksgroep is gebleken dat de route tot darmkanker ontwikkeling in Lynch syndroom patiënten anders is voor de verschillende MMR-genen. We vonden aanwijzingen dat bij PMS2-mutatiedragers de route tot darmkanker waarschijnlijk uitsluitend via poliepen loopt en niet via crypten. Dit is een mogelijke verklaring voor het feit dat het darmkankerrisico voor PMS2-mutatiedragers maar maximaal 20%, terwijl voor MLH1- en MSH2-mutatiedragers, waarbij de route naar kanker zowel via poliepen als via crypten verloopt, het risico op darmkanker tussen de 33% en 55% ligt. Ook met regelmatige colonoscopieën krijgen deze mensen nog darmkanker.

Er is nog maar weinig bekend over welke verschillen er zijn in de cellen die via de twee routes kunnen uitgroeien tot darmkanker. Ons onderzoek wil hier meer over te weten komen door het DNA van crypt- en poliep-cellen apart te bestuderen. Daarnaast willen we onderscheid maken tussen de verschillende MMR-genen. Deze verschillen zijn belangrijk, omdat met deze kennis een beter beeld van het kankerrisico gemaakt kan worden en het beleid afgestemd kan worden per patiënt.

Onderzoeksrichting:
Eerdere studies naar de veranderingen in cellen die tot darmkanker kunnen leiden hadden meerdere tekortkomingen. Zo werden vaak alleen kwaadaardige tumoren bestudeert, en is er veel minder bekend over de goedaardige voorstadia. Het is dan ook moeilijk om te zeggen uit welke van de twee routes de tumor is ontstaan. Daarnaast ontbreken patiënten met Lynch syndroom veroorzaakt door een foutje in het MSH2- en vooral het PMS2-gen meestal. In deze projectaanvraag gebruiken we een nieuwe aanpak om deze tekortkomingen op te lossen. Dit doen we door bioptmateriaal te verzamelen van Lynch patiënten die hun routine darmonderzoek ondergaan. Hierdoor kunnen we apart kijken naar de twee routes tot darmkanker, namelijk door zowel onderzoek te doen in poliepen als in materiaal van crypten en kunnen we in onze analyses vergelijkingen maken tussen de verschillende MMR-genen.

Relevantie:
Dit onderzoek draagt bij aan twee missies van KWF: minder kanker en meer genezing. Kennis over de verschillende routes naar darmkanker bij Lynch maakt de weg vrij voor controles op maat waarmee we voorkomen dat mensen te weinig of teveel belastende darmonderzoeken ondergaan. Momenteel lopen er verschillende onderzoeken naar methodes om darmkanker bij Lynch syndroom patiënten te voorkomen, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van vaccinaties of het gebruik van bestaande medicijnen, zoals aspirine. Er zijn sterke aanwijzingen dat dit soort behandelingen vooral werken voor tumoren die via specifieke routes zijn ontstaan. Doordat we in dit onderzoek kijken naar vroege veranderingen in darmcellen, dus voordat een kwaadaardige tumor ontstaat, kunnen we veel beter voorspellen welke patiëntgroepen van welke (preventieve) behandelingen zouden kunnen profiteren.

Onderzoeksvragen:
Wat zijn de kenmerken in het DNA van cellen die uit kunnen groeien tot darmkanker in patiënten met Lynch syndroom, en wat zijn de verschillen tussen de specifieke MMR-genen?

Onderzoeksopzet:
Dit project is een directe samenwerking tussen verschillende ziekenhuisafdelingen namelijk de maag-darm-lever (MDL) ziekten (UMCG, AMC, AVL en LUMC), de pathologie (UMCG) en de klinische genetica (UMCG).

  1. De MDL-afdeling is betrokken bij het informeren van de potentiële deelnemers en het verkrijgen van toestemming. De MDL-artsen nemen ook de extra biopten af van het normale darmweefsel.
  2. De pathologie bekijkt het afgenomen materiaal onder de microscoop en selecteert de juiste cellen voor het onderzoek.
  3. Bij de afdeling genetica wordt DNA uit de door de patholoog geselecteerde cellen gehaald en geanalyseerd op welke foutjes er in het DNA zijn opgetreden. Er wordt ook een vergelijking gemaakt tussen de verschillende MMR-genen en de oorsprong van de cellen (crypt of poliep).

Dit project is een directe samenwerking tussen verschillende ziekenhuisafdelingen namelijk de maag-darm-lever (MDL) ziekten (UMCG, AMC, AVL en LUMC), de pathologie (UMCG) en de klinische genetica (UMCG).

Verwachte uitkomsten:
Door de cellen van crypten en poliepen apart te bestuderen kunnen we zogenaamde mutatie-profielen maken, een soort kaarten van alle foutjes in de genen die zijn ontstaan op de route naar darmkanker. Deze kunnen we dan met elkaar vergelijken om de verschillen op te sporen tussen de twee ontstaansroutes en tussen verschillende Lynch-patiënten.

Verspreiden van de resultaten:
Deelnemers van het onderzoek zullen op de hoogte gehouden worden via de website van de patiëntenvereniging Lynch-polyposis. Daarnaast is met de voorzitter van deze vereniging afgesproken dat er ruimte zal zijn op de landelijke contactdagen voor een workshop waarbij deelnemers rechtstreeks in contact kunnen komen met de onderzoekers.

Data uit dit onderzoek zullen gepresenteerd worden op congressen, onder andere op de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese Hereditaire Tumor Groep (EHTG), waarvan de projectleider actief bestuurslid is. Beide bijeenkomsten hebben een grote verscheidenheid aan deelnemers, zoals: MDL-artsen; klinisch genetici; gynaecologen; chirurgen; pathologen en onderzoekers. Verslagen die voortkomen uit dit project voorstel komen zullen aangeboden worden aan vakbladen met eenzelfde brede doelgroep.

Data uit dit onderzoek zijn potentieel van grote waarde voor de bijstelling van klinische richtlijnen. De projectleider is lid van het revisie comité van de Nederlandse richtlijnen voor erfelijke darmkanker en kan op deze manier onderzoeksresultaten meenemen in de richtlijn.

Bron: KWF


genen en familiebrief erfelijke aanleg kanker

Ook genen bepalend voor microbioom

Niet alleen eetgewoonten en medicijnen hebben invloed op ons microbioom. Ook genen zijn bepalend voor welke bacteriën zich in en op ons lichaam bevinden. Onderzoekers van onder meer het Erasmus MC vonden in een internationale studie een verband tussen genen en darmbacteriën.

Darmbacteriën
Iedereen draagt zo’n 1,5 kilo darmbacteriën met zich mee. Een internationale groep onderzoekers bekeken ruim 18.000 ontlastingssamples qua samenstelling en de invloed van genen hierop. De samenstelling van het darmmicrobioom bleek van persoon tot persoon erg te verschillen. Van de 410 soorten (genera) darmbacteriën werden er maar 9 bij bijna alle mensen (95 procent) gezien.

Bifidobacteriën
Vervolgens keken de onderzoekers naar een verband tussen het DNA van een persoon en het darmmicrobioom. De duidelijkste associatie werd gezien tussen het lactase-gen (LCT) en de hoeveelheid bifidobacteriën, die lactose verteren in de darmen. Mensen met een bepaalde mutatie van het LCT-gen bleken grotere hoeveelheden bifidobacteriën in de darmen te hebben. Als mogelijke verklaring geven ze hiervoor dat bij die mutatie het lichaam lactose minder goed afbreekt. Hierdoor komt er bij het gebruik van zuivelproducten meer lactose in de darmen, wat daar als voeding dient voor de bifidobacteriën.

Toekomst
‘Als je meer van deze bacterie hebt, is dat over het algemeen goed voor je gezondheid’, vertelt onderzoeker Carolina Medina-Gomez van het Erasmus MC. ‘Het zou bijvoorbeeld de kans op bepaalde ziekten, zoals de chronische inflammatoire darmziekte kunnen verminderen.’ Verbanden met andere bacteriën kwamen in deze studie nog niet zo duidelijk naar voren, maar er werden wel trends gezien. Medina-Gomez: ‘Wellicht zou je over een aantal jaar aan je genen kunnen zien welke probiotica je moet bijslikken.’

Bron: Erasmus MC en Nieuws voor Diëtisten


Infographic helpt Lynch beter te begrijpen

Voor mensen met het erfelijke Lynch-syndroom heeft de Stichting Lynch Polyposis speciaal een infographic ontwikkeld. De illustratiekaart is bedoeld voor mensen die al weten dat ze Lynch hebben maar een eenvoudig overzicht willen hebben van hun aandoening. De afbeeldingen kunnen gebruikt worden als ondersteuning om mee te nemen naar een specialis of huisarts om eventuele vragen te bespreken.

Voor specialisten
Tevens kan de klinisch geneticus en/of maag-darm-leverarts deze kaart gebruiken om eenvoudige uitleg te geven in woord en beeld aan mensen die net geconfronteerd zijn met het Lynch-syndroom. De kaart geeft de meest belangrijke aspecten weer van de erfelijke darmaandoening.

Duidelijke en begrijpelijke informatie is belangrijk om goede keuzes te kunnen maken. Dit geldt niet alleen voor laaggeletterden, mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden en ouderen, maar eigenlijk voor iedereen.

In meerdere talen
De infographic is naast het Nederlands ook in de talen Engels, Frans en Italiaans te downloaden.

Downloaden Illustratiekaart uitleg Lynch NL